Kira wandele op haar gemak door een oneindig gangenstelsel van druipstenen en grote dikke rotswanden. Het licht was in het gangenstelsel maar schaars maar met de ogen van een wolf zoals zij kon ze in het donker uitstekend zien. Kira was op zoek naar een grotkamer waar normaal licht was en waar misschien iets zachts op de grond lag. Na uren rond te hebben gedoold kroop ze door een nouw gaatje waar Kira haar bestemming had bereikt. Uitgeput van het dagen lang lopen door het nieuwe gebied plofte ze neer op het zachte sterretjesmos. Ht zahte gedrup van het voch langs de druipstenen was slaapinwekkend, Kira had haar ogen nog niet gesloten of ze sliep. Toen ze na uren wakker werd van een druppel die op haar neus viel stond ze op en rekte zich uit. Toen de honger haar lichaam bekroop krookp ze weer door het nouwe gaatje in de rotswand en liep nat tien minuten gedoold te hebben relaxed de grot uit. Het geluid van een specht in een boom of een koekkoek waren hier niet bijzonder in het natuurgebied waar ze drie dagen geleden was aangekomen -Uzo island dus-. Het doffe geluid van hertenpoten over het mos en dode blaadjes was te horen, het hert was hier heel dichtbij, Kira spitste haar oren om te hored waar het geluid vandaan kwam. Op dat moment zag ze zeen schaduw achter het hert aan vliegen. Een gesmoorde kreet, en toen niets meer... Toen het galmen van de laatste gil van hert hert was verdwenen liep Kira naar de plek waar de geur van vers bloed vandaan kwam...