De grond voelde warm aan onder haar poten. Bij elke stap was het getik van haar nagels op het steen te horen. Zanita keek kort rond, maar ze zag niemand. Het leek hier uitgestorven en dat vond ze ook niet echt gek. Ze had al een paar keer water met enorme kracht uit een gijzer zien spuiten. Elke keer had ze er vrij ver vanaf gestaan, maar toch had ze de warmte kunnen voelen. Ook had er een tijdje een mist gehangen, waardoor amper iets te zien was geweest. Als er 'n plaats was waar je niet met pups heen moest, was het hier. Dit was presies z'n plaats waar ze haar zusje was was kwijtgeraakt. Ze keek voor zich uit, haar ogen gericht op de horizon. Opeens begon de grond onder haar poten te trillen en rommelen. Haar ogen schoten over de kale vlakte, opzoek naar de krater die op uitbarsten stond. Een paar tellen later hield het gerommel op. Het zou vast ver weg zijn. Toen viel haar oog op een krater nog geen 5 meter van haar af. Rook steeg eruit op en een beetje water liep over de rand. Het was een voorbode, de voorbode van een uitbarsting. Even bleef ze er naar kijken. Toen werd het water meer, en begon de grond onder haar weer te trillen. Ze rende weg, zo snel als ze kon. Het water kon meters ver komen en als je erg dicht bij de plek was kon zelfs de mist brandwonden veroorzaken. Ze had er niet veel later moeten wegrennen, want kokend heet water spoot metershoog uit de krater omhoog. De hitte was achter haar te voelen. Toen ze vond dat ze ver genoeg weg was, stopte ze en keek om. Veel zag ze niet, want de mist was ondertussen neergedaalt. Waterdruppeltjes bleven op haar vacht achter. Het kleine beetje avondzon dat door de mist kwam liet de mistdruppeltjes glinsteren. Het gaf een beetje een magisch effect. De mist begon een beetje een drukkend gevoel te creëren, dus ze liep snel weer door. Ze hoopte iemand tegen te komen, het maakte haar niet uit wie. Meer dan 1 jaar had ze zonder enig gezelschap geleefd. Soms begon ze zelfs spontaan tegen zichzelf te praten. Het was gewoon niet gezond meer, zo lang alleen zijn. Door de dikke mist kon ze amper zien wat 2 meter voor haar was. Dus er kon een wolf vlakbij zijn, zonder dat ze hem zag. Haar nagels waren weer te horen, en ze probeerde zich daarop te concentreren. 'Tik, tik, tik, tik' klonk het heel regelmatig. Toch leide het haar niet af van de schreeuw om gezelschap, diep van binnen. Ze bleef staan, stak haar snuit in de lucht en sloot haar ogen. Een zuivere huil verliet haar keel. Het enige wat ze nog kon doen was hopen, hopen dat iemand haar had gehoord.